Wie opkomt voor vrijheid steunt vreedzame en vrijwillige uitwisseling tussen mensen en strijdt tegen gewelddadige beperking van deze uitwisseling. Het hoeft echter niet direct te betekenen dat een systeem van vreedzame, vrijwillige uitwisseling “kapitalisme” genoemd hoeft te worden.
Er zijn uiteraard sommigen die vinden dat dit overduidelijk is wat “kapitalisme” betekent. Ik kan ook niet bewijzen dat ze het bij het verkeerde eind hebben, omdat het woord verschillende dingen voor verschillende mensen betekent. Ik vertrouw er echter op dat zelfs wanneer voorstanders van vrijheid vrije uitwisseling steunen en dat willen uitdragen door te stellen dat ze “kapitalisme” omarmen, het misschien verstandig is simpelweg een ander woord te kiezen.
Dat komt omdat “kapitalisme” een voornamelijk negatieve lading heeft. Het is onbekend wanneer het Engelse woord “capitalism” voor het eerst werd gebruikt. Volgens de Oxford English Dictionary gebruikte William Makepeace Thackeray het woord (op neutrale wijze) al in 1854-55 in zijn roman The Newcomes. Het werd echter al veel eerder op een kritische manier gebruikt. Zo werd het bijvoorbeeld al in 1825 meermaals met een negatieve bijklank gebruikt door de radicale vrijemarkt-schrijver Thomas Hodgskin. In zijn boek Popular Political Economy uit 1827 heeft hij het zelfs, in verrassend moderne bewoordingen, over “hebzuchtige kapitalisten” (“greedy capitalists”)!
Natuurlijk betekent het niet meteen dat het woord besmet is omdat één pro-vrijemarkt-schrijver “kapitalist” of “kapitalisten” op een negatieve manier gebruikte. Ik heb Hodgskin echter genoemd om duidelijk te maken dat deze woorden al geruime tijd afkeurend gebruikt worden, en niet alleen door tegenstanders van vrije markten. Het is vandaag de dag mijns inziens vrij duidelijk dat veel mensen die het over “kapitalisme” of “kapitalisten” hebben, in het geheel niet aan vrijheid denken.
Bijvoorbeeld: mainstream gedrukte en digitale media gebruiken regelmatig “kapitalisme” om te verwijzen naar “het huidige economische systeem.” Daarnaast is het redelijk gebruikelijk dat “kapitalisme” gebruikt wordt als synoniem voor het domineren van de werkvloer en de samenleving door de kapitaalbezitters. Voorvechters van vrijheid hoeven niet aangeduid te worden als voorstanders van kapitalisme in één van deze twee vormen.
Zoals de libertarische filosoof Roderick Long al aantoonde, vindt een bijzonder kwalijk gebruik van “kapitalisme” plaats wanneer mensen de term gebruiken in de zin van zowel “vrije uitwisseling” als “de status quo”, “overheersing door kapitalisten”, of beide. Op deze manier is “kapitalisme” een “package-deal”-concept dat twee onafhankelijke ideeën verbindt en ze behandelt alsof ze noodzakelijk bij elkaar horen. Voorvechters van vrijheid hebben alle reden dit gebruik van “kapitalisme” niet te steunen, tenzij ze de dubieuze opvatting willen staven dat vrije markten privileges met zich meebrengen en leiden tot hiërarchie, misbruik en armoede.
Tot op zeer grote hoogte is het huidige economische systeem één waarin vele vreedzame, vrijwillige uitwisselingen ontbreken. Een verstrengeling van juridische en regelgevende privileges bevoordeelt degenen met geld en connecties ten koste van alle anderen (denk aan patenten en copyright, heffingen, bankregulering, beroepslicenties, beperking in landgebruik, etc.). Het militair-industrieel complex hevelt onvoorstelbare hoeveelheden geld—onder bedreiging—over vanuit de zakken van gewone mensen naar de bankrekeningen van degenen aan wie overheidscontracten worden gegund en hun maatjes. Allerlei soorten subsidie voeden een netwerk van bevoorrechte bedrijven en non-profitorganisaties. Verder beschermt de staat aanspraken op land dat onder bedreiging afgestaan is of in beslag is genomen middels willekeurige volmachten, voordat het verdeeld wordt onder voorgetrokken individuen of groepen.
Nee, de economieën van de Verenigde Staten, Canada, West-Europa, Japan en Australië zijn ten minste niet centraal gepland. De Staat verklaart zich niet formeel eigenaar van (het merendeel van) productiemiddelen. Maar de bemoeienis van de Staat op verschillende niveaus omtrent het garanderen en uitbreiden van economische privileges maakt het moeilijk het huidige economische systeem als “vrij” te bestempelen. Dus als “kapitalisme” de naam is voor het systeem dat we nu hebben, heeft iedereen die vrijheid een warm hart toedraagt goede redenen om sceptisch over kapitalisme te zijn.
De privileges die kenmerkend zijn voor de bestaande economische orde, hoe we die ook noemen, bevoordeelt onevenredig diegenen met de meeste politieke invloed en de meeste rijkdom. Dit netwerk van privileges, in stand gehouden door de Staat, heeft ook de neiging om op verscheidene manieren de privileges van kapitalisten op de werkvloer te stimuleren. Met betrekking tot de werkvloer: door de Staat verzekerde privileges verkleinen de kans op zelfstandig ondernemerschap (door het verhogen van kapitaaleisen en anderszins de instapkosten te verhogen, terwijl tegelijkertijd de middelen die mensen kunnen gebruiken om een eigen bedrijf te beginnen en te onderhouden verkleind worden). Ook beperkt de Staat vakbondsactiviteiten door middel van de wet, waardoor werknemers minder effectief kunnen onderhandelen met werkgevers; hieronder valt ook wetgeving als de Wagner Act, welke vakbonden temt en hun geweldloze onderhandelingsmogelijkheden beperkt. Door zowel alternatieven voor loondienst als de collectieve onderhandelingsmogelijkheden van werknemers te beperken vergroot de Staat de invloed van werkgevers aanzienlijk. Kort gezegd: dominantie van de werkvloer en van de samenleving door “kapitalisten” zoals het tegenwoordig plaatsvindt bouwt op het verderf van de overheid. Nogmaals, als dit “kapitalisme” is, dan hebben voorstanders van vrijheid geen reden dit te omarmen.
Iemand kan uiteraard beargumenteren dat, hoewel “kapitalisme” regelmatig gebruikt wordt om te verwijzen naar afkeurenswaardige sociale verschijnselen, het net zo regelmatig verwijst naar een economisch systeem dat vrijheid werkelijk centraal stelt. Sommigen gebruiken het inderdaad op deze manier. Het negatieve gebruik is echter al lange tijd aanwezig en tegenwoordig zeer gebruikelijk. Het woord is besmet. Wanneer mensen op straten van ontwikkelingslanden hun verzet tegen “kapitalisme” scanderen—in werkelijkheid niet doelend op oprechte vrijheid, maar eerder onrechtvaardige overheersing door Westerse machten en hun bevoorrechte corporate maatjes—denk ik dat het essentieel is voor voorvechters van vrijheid om duidelijk te maken dat het systeem van etatistische onderdrukking waar de betogers aan denken niet het systeem is dat wij voorstaan.
Bijdragers aan de redactionele pagina’s van Wall Street Journal, commentatoren op Faux News en andere spreekbuizen voor de politieke en economische elite mogen doorgaan “kapitalisme” te gebruiken voor wat het ook is waar zij zeggen voor te staan. Zij zijn niet de natuurlijke bondgenoten van het libertarisme en er is geen goede reden voor libertariërs om ze naar de kroon te steken. Steun aan vrije markten gaat bijzonder goed samen met het uitzwaaien van de term “kapitalisme.”