VRIJE MARKT: De inrichting van de samenleving waarin alle economische transacties voortvloeien uit vrijwillige keuze, zonder dwang.
DE STAAT: De instelling die de Vrije Markt belemmerd via de directe uitoefening ban dwang of het toekennen van privileges (gesteund door dwang).
BELASTING: Een vorm van dwang en belemmering van de Vrije Markt waarin de staat tribuut verzamelt (de belastingen), waardoor het strijdkrachten kan huren om dwang uit te oefenen en privileges te verdedigen, en ook om deel te nemen aan oorlogen, experimenten, ‘hervormingen”, enzovoort. De staat doet dit niet op eigen kosten maar ten kosten van haar burgers.
PRIVILEGE: Van het Latijnse privi, privé, en lege, wet. Een voordeel toegekend door de staat en beschermd doormiddel van dwang. Een wet voor persoonlijke bevoorrechting.
WOEKER: Een vorm van privilege die de Vrije Markt belemmert waarin een groep, gesteund door de overheid, het muntstelsel monopoliseert en daardoor tribuut (in de vorm van rente), direct of indirect, uit alle economische transacties weet te halen.
GROOTGRONDBEZIT: Die vorm van privilege of belemmering van de Vrije markt waarin een groep, gesteund door de overheid, eigenaar wordt van grote stukken land en daardoor tribuut (huur) kan afdwingen van degenen die op het land wonen, werken of produceren.
DOUANERECHTEN: Een vorm van privilege of belemmering van de Vrije Markt waardoor goederen die buiten de Staat geproduceerd worden niet vrij zijn om op gelijke voet te concurreren met goederen die binnen de staat geproduceerd zijn.
KAPITALISME: De inrichting van de samenleving waarin belasting, woekeraars, grootgrondbezit en douanerechten de dienst uit maken. Deze toestand belemmert de Vrije Markt terwijl het juist de Vrije Markt probeert te illustreren.
CONSERVATISME: De school van de kapitalistische filosofie die trouw beweert aan de Vrije Markt terwijl het in feite woekering, grootgrondbezit, douanerechten en soms belasting ondersteunt.
LIBERALISME: De school van de kapitalistische filosofie die probeert de onrechtvaardigheden van het kapitalisme te corrigeren door nieuwe wetten toe te voegen aan bestaande wetten. Elke keer dat conservatieven een nieuw privilege toekenennen maken de liberalen een wet om dit voorrecht te wijzigen, waarna conservatieven een meer subtielere wet maken die het privilege in stand houdt, etc., tot dat “alles dat niet verboden is verplicht word” en “alles dat niet verplicht word verboden is”.
(STAATS) SOCIALISME: De poging tot afschaffing van alle privileges door de volledige macht te geven aan de vertegenwoordig van alle privileges, de Staat, waardoor de kapitalistische oligarchie omgezet word in een etatistische monopolie.
ANARCHISME: Die inrichting van de samenleving waarin de vrije markt vrij functioneert zonder belasting, woeker, grootgrondbezit, douanerechten of andere vormen van dwang of voorrecht. “Rechts-“ anarchisten voorspellen dat in de Vrije Markt mensen vrijwillig zullen kiezen om vaker te concurreren dan om samen te werken; “links-“ anarchisten voorspellen dat in de Vrije Markt mensen vaker vrijwillig zullen kiezen voor samenwerking dan concurrentie.
Robert Shea en Robert Anton Wilson, The Illuminatus! Trilogy (New York: Dell, 1975) pp. 622-23
Vertalingen voor dit artikel:
- Deutsch, Begriffserklärungen und Unterschiede.
- English, Definitions and Distinctions